Architect:
Gerrit Rietveld (1888-1964) - Utrecht
Het paviljoen was ontworpen als tijdelijke expositieruimte voor sculptuur, voor een tentoonstelling in 1955 in Park Sonsbeek bij Arnhem. Met dit ontwerp wist Rietveld zijn idee over pure architectuur vorm te geven; het is gemaakt als zuiver ruimtelijke begrenzing. Hij ontwierp het gebouwtje tijdens een treinreis, zoals hij in een artikel in de Nieuwe Vlaardische Courant van 19 oktober 1960 verhaalde. Het paviljoen heeft een aantal galerijen van drie meter breed, deels open, deels gesloten, en een centrale ruimte van twaalf bij twaalf meter. Het is opgetrokken in verschillende soorten betonblokken. Na de tentoonstelling werd het paviljoen afgebroken.
Er zijn verschillende initiatieven tot herbouw geweest. Het eerste, in 1960, kwam van Ir. W.A. den Bakker, directeur van de Eerste Nederlandse Cooperatieve Kunstmestfabriek. Hij wilde het paviljoen in Vlaardingen herbouwen, maar dit liep stuk op financiele gronden. De directie van Weverij De Ploeg in Bergeyck overwoog het paviljoen op haar terrein onder te brengen, maar trok zich terug toen vrijwel gelijktijdig enige architecten onder leiding van Van Tijen en Van Embden herbouw in de tuin van het museum Kröller-Müller voorstelden. Rietveld had voor zijn overlijden de plaats zelf uitgezocht.
"Het was het gezamenlijk verlangen van vele van zijn collega's en vrienden daarmee hem te eren, die met dit bouwwerk heeft duidelijk gemaakt hoe de architectuur in ons leven verhelderend, zuiverend en verblijdend kan werken" staat er met gouden letters op een steen in het in 1965 herbouwde paviljoen. Het was voor de eerste maal in de architectuurgeschiedenis dat Nederlandse architecten een gebouw van een collega deden herrijzen.